S.M.E.T. Kamermuziek

Concert
5
TRIO_REMBRANDT
9 maart 2025 12:30

Rembrandt Pianotrio

Adelina Hasani | viool

Marina Lazar | piano

Paul Uyterlinde | cello

Mieczyslaw Weinberg 

- Pianotrio Op.24

  1. Preludium & Aria - Larghetto
  2. Toccata - allegro marcato 
  3. Poem - moderato
  4. Finale - allegro moderato

Felix Mendelssohn Bartholdy

- Pianotrio No.1 in d, Op.49

  1. Molto allegro agitato
  2. Andante con molto tranquillo
  3. Scherzo leggier e vivace
  4. Finale allegro assai appassionato 

Rembrandt Pianotrio

In 2011 opgericht als AYURtrio en sinds 2016 onder de huidige naam met dit jaar Marina Lazar als pianiste. De liefde en passie voor kamermuziek spat van het trio af. De vele optredens brachten het pianotrio op podia als de kleine zaal van het Concertgebouw Amsterdam, Frits Philips Muziekgebouw, Istanbul, Cyprus, Chateau La Roche Hue en Glasgow. Ook werden er 2 cd’s uitgegeven met het fameuze trio van Tchaikovsky het 3e trio van Brahms, Ilhan Baran’s Transformations, de 4 Seasons van Astor Piazzolla en Fazil Say’s ‘Space Jump’.

…a discovery is the pianotrio of Ilhan Baran which is played extraordinarily good and with a lot of passion” - P. Jansen, Luister magazine

Three artists full of vital power have come together. The orchestral balance in Tchaikovsky’s epic trio has been keenly overseen” - Evin Ilyasoglu, Cumhuriyet

In 2018 gaf het Rembrandt Pianotrio opdracht aan de Schotse componist Rory Boyle om de ‘Nachtwacht’ in muziek te vangen. Het werd uiteindelijk het enigmatische werk ‘Three Faces in the Crowd’ in drie muzikale portretten; Enigmatico (enigmatisch), Birichino (mishevious) en Riflessivo (reflecterend). Deze aanduidingen zijn tevens de enige hints die hij gaf die naar de ‘3 onbekende gezichten’ in het beroemde schilderij verwijzen…. een enigma zal het blijven.

Een schitterende live performance van Rory Boyle’s 3e pianotrio, vanuit Glasgow met videobeelden van de Nachtwacht erdoorheen vloeiend staat op YouTube samen met de briljante pianist Fali Pavri.

Mieczysław Weinberg (1919-1996)

Hij was pas 25 jaar oud toen hij zijn Piano Trio op.24 componeerde. Ondanks het feit dat de componist jong was, is het alsof de dood aanwezig is in dit werk. Hij componeerde het in 1945 in Moskou….een ‘Oorlog product’ dus. Als Poolse Jood vluchtte Weinberg naar het oosten toen de nazi’s Warschau binnenvielen. Het was op het laatste moment. Mieczysław Weinberg was de enige in zijn familie die de Tweede Wereldoorlog overleefde. Alle vier de delen van het trio worden gekenmerkt door onrust en wanhoop, ook zijn er sporen van klezmermuziek te horen en de finale wordt afgesloten met een zachte, melodieuze wals voordat de laatste noten wegsterven. Deze wals is een voorafschaduwing van Weinbergs hoofdwerk uit zijn rijke oeuvre, de opera ‘The Passenger’ uit 1968, waar het precies een wals is die het kwaad in een concentratiekamp verbindt met een toekomst waarin iedereen het slachtoffer is.

De piano speelt een hoofdrol in Weinberg’s Trio. Hij zelf was een uitstekende pianist, en samen met violist Dmitri Tsyganov en cellist Sergei Sjirinsk van het Sovjet-elite-ensemble, The Beethoven String Quartet, speelde hij de première in Moskou in januari 1947. 

Drie van de vier delen beginnen met een pianosolo, en het is ook de piano die de drijvende kracht is in de opening van het eerste deel ‘Prelude en Aria’.

Met het Prelude thema waarin alle noten met veel nadruk worden neergezet, is het vanaf het begin duidelijk dat deze muziek niet te stoppen is. Wanneer de aria eindelijk naar boven komt met de eenzame zingende viool, begeleidt door de bas van de piano als een dreigend tikkende klok van het lot, zijn we getuige van existentiële muziek, van diepe pijn van het individu.

De Toccata van het tweede deel begint als een wilde pianorit die geleidelijk de strijkers meesleept in escalerende muziek die, met Joodse verwijzingen naar klezmer-nachtmerriemuziek, tot aan de muur van de dood rijkt en plotseling in een zwart gat afdaalt en abrupt eindigt. Ondanks verwijzingen naar de barok, waar de toccata vaak virtuoze muziek is die wordt gekenmerkt door grote fantasierijkheid, is Weinbergs toccata meer gerelateerd aan de romantische uitdaging van de grenzen opzoeken. Heel expliciet met Schuberts lied de ‘Erlkönig’, waar een vader met zijn jonge zieke zoon te paard haastig de nacht in rijdt, maar te laat is voor hulp, want de jongen sterft in zijn armen. 

Zonder onderbreking gaat de Toccata over in Poem, dat begint als een gewelddadig improvisatie voor piano, waarbij de muziek in herhaalde, heftige bewegingen iemand naar beneden trekt tot een soort nulpunt. Vervolgens begint een zeer warm melodieus Adagio, met een hoofdrol voor de cello. Dit is een soort ‘song without words’, dat je doet uitkijken over een desolaat muzikaal landschap.

Het is op deze momenten dat de connectie met de iets oudere Dmitri Sjostakovitsj duidelijk wordt. Weinberg leerde Sjostakovitsj kennen nadat hij uit Polen was gevlucht, en ze genoten van een levenslange vriendschap. De twee componisten respecteerden elkaar enorm, toonden elkaar hun nieuwe composities. Sjostakovich’s Piano Trio nr. 2 uit 1944, samen met Weinberg’s Piano Trio uit 1945 zijn een muzikaal tweelingpaar dat het pianotrio transformeert in een menselijke stem die veel van de horror weergeeft die in de Sovjet-Unie in de jaren rond de Tweede Wereldoorlog speelde.

Vanuit dat perspectief is de titel Poem een opmerkelijke keuze. Het geeft geen aanwijzingen over waar de muziek over gaat. Maar wanneer de muziek, na een aantal dramatische momenten kalmeert, bevinden we ons in een parallelle wereld die probeert te ontsnappen aan de realiteit.

Dit vluchten gaat verder in de Finale. De muziek evolueert zich uit een cryptisch lichtvoetig spelende piano en een ingetogen fluisterende viool naar een grote, krachtige fuga waarin de drie stemmen elkaar achtervolgen, met opnieuw hints van klezmermuziek. In een muzikale galop gaat het naar de terugkeer van het monumentale openingsthema uit de Prelude. De bevrijding in niemandsland komt met de eerder genoemde melodieuze wals, en sublimeert in een glans van transfiguratie.

Felix Mendelssohn Bartholdy (1809-1847)

Zijn Piano Trio No 1 in d, Op. 49 was meteen een succes nadat het in 1839 was geschreven. Schumann schreef erover: “Dit is het meestertrio van onze tijd, net als de B- en D-majeur trio’s van Beethoven en het Es majeur trio van Schubert in hun tijd. Het is een buitengewoon fijne compositie die onze kleinkinderen en achterkleinkinderen nog vele jaren zal verblijden.”

Nadat Mendelssohn het klaar had, liet hij het zien aan de componist Ferdinand Hiller, die bij hem in Leipzig verbleef. Hiller was erg onder de indruk, maar had ‘één klein voorbehoud’. Bepaalde piano passages met gebroken akkoorden, leken hem enigszins ouderwets. 

Hiller was een goede vriend van Liszt en Chopin, en was ‘gewend aan de virtuositeit die de nieuwe pianoschool kenmerkten’. Het resultaat van Hillers suggesties was dat Mendelssohn de hele pianopartij herschreef, waardoor het minder conventioneel van stijl maar ook veel uitdagender werd om te spelen.

Het geweldige openingsthema van de cello zou een rustige melodie lijken als de begeleidende geagiteerde akkoorden van de piano er niet waren. De figuraties van de piano worden vliegende arpeggio’s als het thema wordt herhaald. Dan ontspant de muziek in een liedachtig tweede thema. De doorwerking (het middengedeelte) wordt gedomineerd door dit tweede thema, soms verweven in contrapunt, soms uitgewerkt tot climaxen. De terugkeer naar het openingsthema is bijzonder mooi, met de melodie van de cello vergezeld door een opvallende dalende lijn als tegenstem in de viool (een dalende lijn die Mendelssohn ook zal gebruiken in het langzame deel). De schitterende virtuoze pianopartij bereikt een climax in de laatste pagina’s van dit deel, waar Mendelssohn ‘assai animato’ voorschrijft.

Het tweede deel is geschreven als een heel fraai ‘Song without Words’ waarbij de piano in afwisseling met de strijkers het schitterende thema speelt. Dan, met een simpele overgang van majeur naar mineur, lanceert de piano een van de mooiste momenten in het hele trio. Gebaseerd op dezelfde dalende lijn die de viool speelde bij de terugkeer van het openingsthema in het eerste deel. Nu ontwikkelt het zich tot een gepassioneerde dialoog, en zakt dan terug naar het openingslied dat nu subtiel wordt uitgewerkt door de piano.

Het is moeilijk voor te stellen dat zelfs de briljante Mendelssohn, die weliswaar op piano’s uit die tijd met zeer licht toucher speelde, dit scherzo heeft kunnen uitvoeren in zijn eigen metronoom markering, bizar snel, terwijl de Italiaanse tempo aanduiding slechts ‘leggiero e vivace’ (‘licht en levendig’) betekent. Dit scherzo is inderdaad van een ongelofelijke lichtvoetige uitbundigheid, waarbij het openingsmotief voortdurend van het ene instrument naar het andere springt, alsof de feeën van A Midsummer Night’s Dream in het spel zijn. In het midden is de suggestie van een ander thema dat probeert door te breken. Maar uiteindelijk overheerst de lichtheid, en de muziek verdwijnt net zo moeiteloos de lucht in als dat hij kwam.

De finale moet ‘appassionato’ gespeeld worden, maar het begint met een rustig thema dat na het scherzo in eerste instantie erg down-to-earth lijkt. Net als in het eerste deel is het de schitterende piano-partij die het van de grond tilt en vooruit drijft. We lijken klaar voor een gedeelte vol virtuositeit. Maar onverwacht lanceert de cello weer een typisch meeslepende Mendelssohn melodie. Na een tijd keert de opening terug, eerst aarzelend, maar ontwikkelt zich dan uit tot een climax. Het lijkt alsof het einde nadert, maar het zingende cellothema breekt weer door, wat leidt tot een laatste climax die de virtuoze en lyrische elementen van de finale samenbrengt.

Entree        : € 18,00 inclusief kopje koffie of thee

Kinderen vanaf 12 jaar & studenten € 10,00

Kinderen t/m 11 jaar gratis

Dit concert is toegankelijk met de podiumpas

 

cenakel info 1

cenakel info 2

cenakel info 3